Hoofdstukken
Een beetje ontologie

Een beetje ontologie

De term 'Ontologie' wordt hier gebruikt in de betekenis van Web Ontology Language (OWL). Met OWL kunnen computer applicaties 'begrijpen' wat met een bepaald concept wordt bedoeld. Bovendien is het toepassen van 'redeneringen' mogelijk, wat inhoudt dat verbanden tussen concepten kunnen worden gevonden die niet expliciet zijn gedefinieerd, voor deze redeneertoepassingen zijn speciale applicaties ontwikkeld. Een voorbeeld van zo'n verband is dat de broer van mijn moeder mijn oom is. Het 'begrijpen' van een concept houdt in dat de betekenis van een concept expliciet is gemaakt. In zijn eenvoudigste vorm bestaat het expliciet maken uit het toekennen van een URI (Unique Resource Identifier) aan een concept. Een met een URI geïdentificeerd concept kan in de (computer)communicatie worden gebruikt om aan te geven dat het om enkel en hetzelfde concept gaat. De betekenis van het concept ligt daarmee nog niet vast, wel kan worden achterhaald in welke context het concept wordt gebruikt. Bovenstaande verwijzing naar OWL voor de term 'Ontologie' bijvoorbeeld, geeft een context waardoor een andere interpretatie wordt voorkomen. Betekenis kan aan een concept worden toegevoegd door middel van toegekende eigenschappen, de verzameling eigenschappen van een concept vormt de definitie van het concept.

Een OWL-bestand bestaat in principe uit een serie beweringen (statements) dat via een URI kan worden benaderd, de URI is daarbij meestal een web-adres. Een bewering bestaat uit drie onderdelen: subject - predicaat - object, aangeduid met de term 'triple'. In plaats van 'predicaat' wordt ook de term 'eigenschap' (property) gebruikt, om verwarring te voorkomen wordt hier het verband tussen subject en object aangeduid met 'predicaat', terwijl 'eigenschap' wordt gebruikt voor een complete bewering.

OWL maakt onderscheid tussen klassen (classes) en instanties (individuals), waarbij klassen veralgemeniseringen zijn van instanties, het verschil tussen beide is echter niet altijd helder. Een ontologie kan uit uitsluitend klassen bestaan, of uit klassen en instanties. Instanties verwijzen altijd naar de klasse(n) waarvan ze zijn afgeleid. Klassen kunnen in een klassehiërarchie van super- en subtypen zijn gerangschikt. Subtypen en instanties overerven de eigenschappen van hun supertypen.

Er zijn in OWL twee soorten predicaten: 'objectproperties' en 'datatypeproperties'. Bij objectproperties gaat het in principe om verbanden tussen klassen of instanties daarvan, bij datatypeproperties om eigenschappen waaraan een waarde kan worden toegekend. Een voorbeeld van een bewering met een objectproperty is: 'Gebouwvloer' - 'is een element van' - 'Gebouw' en een voorbeeld van een bewering met een datatypeproperty is: 'Balk' - 'heeft lengte (mm)' - 3000. Naast deze twee soorten predicaten zijn er ook informele beweringen (annotations), zoals labels, commentaren en verwijzingen.

Net als bij databases kan een ontologie worden 'ondervraagd' en bewerkt met behulp van een vraagtaal, bijvoorbeeld Sparql.

2015-01-15